donderdag 1 december 2011

Is pessimistisch over het vak

Aldus Peter Romijn in zijn vriendelijke maar complexe oppositie. Hij zei:
'U zegt dat er gaandeweg een discrepantie is ontstaan tussen het publieke debat en de wetenschappelijke geschiedbeoefening. U lijkt te willen zeggen dat de historici dit met ongenoegen hebben zien gebeuren en dat zij geprobeerd hebben de eigenheid van het verleden te behouden in weerwil van tal van politieke en andere instrumentele discussies (711). Zou dit kritiek zijn op wetenschappers die zich de controle over hun domein ontnomen zien, of een uitvloeisel van een herinnerings- en geschiedpolitiek die de historische professie heeft ondergesneeuwd? 
Of speelt hier nog iets anders: uw eigen pessimisme over wat ons vak vermag? Ik vind hiervan nogal sterke aanwijzingen, zoals opmerkingen over een analyse van de complexiteit van het verleden die alleen mogelijk zou zijn door de gelaagdheid van het verleden te ontkennen of de noodzaak van een fasering, die tegelijkertijd behelpen blijft? (705).'
Klopt, ik constateer inderdaad een discrepantie tussen publiek debat en wetenschappelijke geschiedbeoefening. Ik ben overigens lang niet de enige. Zie bijv. wat ik in hoofdstuk 29, op pagina  664 naar aanleiding van de persreacties op het rapport over de kwestie Meertens schrijf. De pers wilde weten of de man nu fout was geweest of niet.
'De voorzitter van de commissie, Hermann von der Dunk, reageerde licht geĆ«rgerd op zoveel zwart-witdenken en stelde dat de realiteit weerbarstig kan zijn – weerbarstiger dan het geweten lief was. Een dergelijke conclusie, zo vervolgde hij, werd door de samenleving echter niet aanvaard, met als gevolg een kloof tussen historici en publiek. Terwijl eerstgenoemden de nuance zochten, eiste de openbaarheid hom of kuit. In de conclusie van het rapport legden de onderzoekers op dit laatste zelfs de nadruk door te beweren dat er een ‘nieuwe morele zuiveringsgolf’ gaande leek. Daarin moesten dit keer vooral vooraanstaande figuren het ontgelden.'
Over de botsing tussen professionals en media gaat eigenlijk heel het 29ste hoofdstuk. Maar ook eerder komt die botsing al aan bot, bijvoorbeeld naar aanleiding van de kwestie Aantjes. Inderdaad denk ik dat historici nogal eens met ongenoegen kijken naar de wijze waarop de media met hun verhaal op de loop gaan - en dat verhaal tegelijkertijd onrecht doen. Ik bekritiseer de historici daarom niet, waarom zou ik? Je zou eerder de media kunnen bekritiseren. Wel ben ik voorstander van een geschiedschrijving die zich, als het om voor de actualiteit relevante onderwerpen gaat, bewust richt op de openbaarheid. Dit omdat ik meen dat het verleden ons belangrijkste denkmateriaal (wat hebben we meer dan de feiten van het verleden, ons verstand als instrument en de hoop op de toekomst) en dus nodig is voor het democratisch debat. Dit temeer omdat dat debat in onze gemediatiseerde samenleving nogal eens ontaardt in hypes en andere ondoordachte opwinding. Vandaar ook dat ikzelf probeer 'publieksboeken' te schrijven.

Ik ben eerlijk gezegd bang dat historici altijd slechts zeer gedeeltelijk de controle over de geschiedenis hebben gehad en vind dat maar goed ook. De geschiedenis is van iedereen, het verleden is zoals gezegd ons belangrijkste 'denkmateriaal'. Het is juist het spel over dat verleden tussen politici (gebruik), media ('sensationele' weergave), publiek (mythevorming) en professionals (nuancering) dat 'de geschiedenis' maakt.

Tot slot mijn pessimisme over het vak. Nee, als ik echt pessimistisch was, zou ik er niet de hele dag mee bezig zijn en al zo'n drie dikke en een heleboel kleinere historische boeken geschreven hebben. Geschiedschrijving kan veel maar is en blijft net zo complex als 'het leven'. Laag loopt over laag, beeld over beeld, visie over visie en het is buitengewoon moeilijk in al die complexiteit orde te brengen. Maar het lukt, soms, en de een beter dan de ander. Pessimistisch? Nee, ik zou zeggen realistisch en, inderdaad, principieel sceptisch: een 'philosophy of imperfection'.