dinsdag 29 november 2011

‘Laat de historische gebeurtenissen uit de oorlog zelf veelal onbesproken’

Aldus Dienke Hondius in de van alle meest bizarre kritiek op Dat nooit meer. Zij schreef:
‘Van der Heijden bouwt niet voort op de resultaten van recent historisch onderzoek naar de oorlog, de jodenvervolging, de collaboratie en het daderschap: hij slaat nieuwe inzichten over 'de oorlog' zelf over... In een proefschrift over de naoorlogse periode is een inhoudelijke historiografische analyse van wat er over de oorlog verscheen onmisbaar. Die had moeten worden behandeld als 'stand van zaken' van het onderzoek... Nieuwe inzichten over bijvoorbeeld het fascistische en fanatieke karakter van de NSB, over de dreigende nabijheid van collaborateurs en daders in de directe omgeving (buren, collega's, kennissen) van de bedreigde joden geven een ander perspectief aan de herinnering aan de jodenvervolging. Nieuw inzicht over de economische groei van Nederland tijdens de oorlog bijvoorbeeld geeft een ander perspectief aan de herinnering aan de oorlog in termen van nationaal slachtofferschap en nazi-Duitse exploitatie.’
Wat een wijsheden allemaal. Helaas zijn ze ongeveer van het gehalte dat ik zou nalaten de geboorte van Adam en Eva te vermelden. Anders gezegd, vraag van een kikker geen veren. Dat nooit meer gaat nadrukkelijk niet over het wetenschappelijk debat over de oorlog maar over hetgeen in de publieke opinie leefde. Alleen het laatste hoofdstuk gaat over de professionals. Waarom? Simpel, omdat de meningen van de professionals, uitzonderingen daargelaten, in de openbaarheid nauwelijks een rol spelen en indien wel, dan veelal slechts in verwaterde vorm. De uitzonderingen onder wie in de eerste plaats het werk van Loe de Jong en Jacques Presser komen uitvoerig aan bod zoals ook alle anderen die invloed uitoefenden op de openbaarheid, lees in negen van de tien gevallen (via) de media, uitvoerig aan bod komen: romanciers, politici, journalisten zelf natuurlijk en activisten. Het is misschien pijnlijk maar toch: wat aan de academie gebeurt dringt slechts mondjesmaat, veelal verlaat en bovendien bijna altijd in afgeslankte vorm in de openbaarheid door. En over hetgeen doordringt gaat Dat nooit meer. Het boek dat Hondius wenst moet ze zelf maar schrijven, ik had er geen zin in.

Overigens is het grappig dat juist Hondius hiermee komt - in navolging natuurlijk van Schwegman. Zijzelf speelde gedurende korte tijd namelijk een rol in de openbaarheid: met de ‘onthulling’ in 1989 van naoorlogs antisemitisme. Die onthulling en de gevolgen ervan komen in Dat nooit meer uitvoerig te sprake. Hondius weet heel goed dat het naoorlogs antisemitisme op dat moment al lang bekend was. Maar niemand sprak erover, tot zij erover begon. Dat is precies waar het om gaat: het verschil tussen ‘theoretische’ en publieke kennis. Zo heeft Hondius later in haar loopbaan ook over onderwijs over de oorlog geschreven. Geen mens die daarvan gehoord heeft. Dat maakt haar boek over 'oorlogslessen' niet minder, het maakt de betekenis ervan wel anders. Dat weet Hondius maar al te goed.