vrijdag 25 november 2011

Een schandalige passage over Max Blokzijl

Een van de passages uit Dat nooit meer die nogal wat critici boos maakte, is die over Max Blokzijl. Dat had ik eerlijk gezegd ook wel verwacht. Ook met Ido de Haan en Hans Blom had ik veel over deze passage gesproken. Moest hij erin? Volgens mij wel. In ieder geval kwamen we na heel wat geschaaf uit op wat er nu staat. En ik sta er nog altijd achter, vierkant zelfs.

De passage over Nederlands’ belangrijkste NSB-propagandist en eerste zowel ter dood veroordeelde als ter dood gebrachte politieke delinquent Max Blokzijl maakt deel uit van een hoofdstuk over de foute sector na de oorlog. Een dergelijk hoofdstuk kon niet ontbreken. Het boek gaat over de publieke opinie – en moet dus ook aandacht besteden aan wat daarin niet ter sprake kwam. 'Monddood', heet het hoofdstuk, ondertiteld 'Het zwijgen van vijand en meelopers'. Dat zwijgen is een voor de Nederlandse verhoudingen interessant feit. Vergelijk het maar eens met België. Daar is door de voormalige collaborateurs na de oorlog een volledige bibliotheek volgeschreven. Zo niet bij ons. Bij ons hebben zij er, een paar uitzonderingen daargelaten, het zwijgen toegedaan. De meeste van die uitzonderingen, zo vertel ik in genoemd hoofdstuk, zijn oninteressant want larmoyant, onleesbaar of rancuneus. Een goede uitzondering vormt hetgeen Mussert in gevangenschap schreef. Nadeel daarvan is echter dat Mussert veronderstelde dat hij zich wellicht nog vrij zou kunnen pleiten. Het maakt zijn betoog slechts gedeeltelijk geloofwaardig. Vandaar de betekenis van het dagboek dat Max Blokzijl in de maanden vóór zijn dood bijhield. Het is een van de weinige teksten waaruit we kunnen vernemen hoe een voormalig collaborateur over zichzelf, zijn positie en opvattingen dacht - en dat op een moment dat de gebeurtenissen nog maar net voorbij en dus nog niet gekleurd waren door de wijsheid achteraf. Het dagboek is geloofwaardiger dan zijn verdedigingsrede, stel ik, omdat Blokzijl wist dat hij niets meer te winnen had en het bovendien niet voor publiek maar alleen voor zijn vrouw schreef. Ik geef overigens nog een reden voor de betrouwbaarheid van het dagboek: dat Blokzijl hierin bij zijn standpunt blijft, ‘sterker nog, ronduit schrijft dat het “met den dag duidelijker [wordt] dat wij nationaal-socialisten en fascisten de dingen zuiver hebben gezien”.’ Dat pleit inhoudelijk natuurlijk in zijn nadeel maar pleit wel in het voordeel van de betrouwbaarheid van het dagboek.
Omdat ik het dagboek voor een belangrijke bron houd, citeer ik het vervolgens uitvoerig en met zo weinig mogelijk commentaar. Ik vertel ook dat Blokzijl volhoudt geen antisemiet te zijn geweest (hij geloofde wel in een samenwerking van de – wat hij noemt - 'internationale groot-joodsche politiek’) en beweert niets geweten te hebben van de moord op de joden. Uiteindelijk besluit ik de passage met een commentaar.
‘Het tot op de dag van vandaag beroemde “wir haben es nicht gewusst”-verhaaltje is nooit geloofd. Niettemin geeft het dagboek te denken, misschien nog niet eens zozeer over hetgeen Blokzijl al dan niet geweten heeft als wel over de complexe schaal die glijdt van onverschilligheid via egoïsme en harteloosheid naar misdadigheid. Het lijdt geen twijfel dat Blokzijl zich ergens op deze schaal bewogen heeft. Tegelijkertijd toont het dagboek dat hijzelf tot een dergelijk inzicht in de verste verte niet gekomen is.’
Ik heb dit geruime tijd geleden geschreven maar zou nu precies hetzelfde schrijven, ook als ik zou weten dat sommigen hierin een bewijs van mijn door-en-door-slechtheid want verdediging van collaborateurs of relativering van de Shoah zouden zien. Wat een onzin. De Shoah laat zich niet relativeren en een verdediging van de collaboratie is onzinnig, zinloos en onnodig. Hoe dan ook, Van Vree vond de passage ‘buitengewoon aanvechtbaar’, Kieft meende ook in dit geval dat ik mijn bronnen gemanipuleerd had en acteur Helmert Woudenberg, evenals ik kind van foute ouders, zei in een interview:
'Als ik het verhaal van Van der Heijden lees over het antisemitisme van nazi-kopstuk Max Blokzijl, dan denk ik: je relativeert die Jodenhaat toch nét te veel naar mijn zin. Als alles grijs is, ziet niemand tenslotte het zwart meer.’
Relativeer ik de Jodenhaat van Blokzijl? Is de passage aanvechtbaar? Heb ik mijn bronnen gemanipuleerd? Het is allemaal volstrekte kletskoek. Ik relativeer de mening van Blokzijl in het geheel niet, ik probeer te beschrijven wat zijn mening was en die vervolgens te verklaren. De passage kan niet aanvechtbaar zijn want bestaat uit weinig anders dan een beredeneerde weergave van een onbekende bron. En die manipulatie? Ik heb inderdaad niet het volledige dagboek geciteerd, ook niet alle elementen uit de aanklacht of de verdediging, ik heb een selectie gemaakt maar geen moment geprobeerd de ene of de andere kant te beklemtonen. Waarom zou ik? Welk doel zou ik ermee dienen? Degenen die iets anders beweren - het is een refrein in de reactie op Dat nooit meer - dienen een geheel ander doel dan ze doen voorkomen.