dinsdag 29 november 2011

Collaborateurs en joden in één adem genoemd

‘In een opsomming van groepen die door de oorlog zwaar werden geraakt, noemt Van der Heijden collaborateurs en Joden in één adem. Ook schrijft hij nadrukkelijk: alle (zijn cursivering) Nederlanders hadden het gevoel dat ze getroffen waren. Als daders zich slachtoffer voelden, dan waren zij slachtoffers.’ 
Aldus Ronald Havenaar in Vrij Nederland. De passage is een schokkend samenraapsel van citaten dat, zoals ook in andere gevallen (Hondius, Kieft), illustreert dat de recensent of niet kan lezen of er nadrukkelijk op uit is mij te beschadigen. Laat ik de hutspot van Havenaar proberen te ontrafelen. Het is vervelend en mierenneukerig maar het kan niet anders. Alleen precisie kan aantonen hoe gênant bovenstaand gestuntel is. 

Zin 1 uit de hutspot kan gebaseerd zijn op drie passages, die op pagina 24, 181 of 331. Dat zijn de enige (afgezien van één die in dit geval niet ter zake doet want over een roman van Vestdijk gaat, p. 259) waarin collaborateurs en joden in één zin worden genoemd. Laat ik ze citeren:

1. [gaat over de naoorlogse sfeer, in het bijzonder bij degenen die in vergaande mate de gevolgen van de oorlog hadden ondergaan] 'Be­zien vanuit andere groepen dan de in politiek en samenleving dominante oogt Nederland in het eerste decennium na 1945 anders en dat wil vooral zeggen: slechter, somberder, lethargischer. Die somberheid is evident waar het de op een of andere manier door de oorlog zwaar geraakte groepen be­treft: verzet, dwangarbeiders, collaborateurs, joden, politieke gevangenen en de velen die door de oorlog, materieel of immaterieel, ‘alles’ kwijt waren geraakt.'

2. [gaat over de frustratie in de jaren vijftig van allen die in vergaande mate de gevolgen van de oorlog hadden ondergaan]: 'Ondertussen bleven bij velen – niet alleen bij joden maar ook bij tewerk­gestelden, verzetslui, collaborateurs, Indische Nederlanders en ontelbaar vele individuele personen – de angsten, de wonden, de woede. Hoe ermee om te gaan? Hoe over die angst te spreken? Op wie de woede te richten? Het onvermogen daartoe verklaart dat er in vergelijking met de tijd daarvoor en daarna in de jaren vijftig veel over de oorlog gezwegen werd en, indien gespro­ken, meer gesuggereerd dan gezegd.'

3. [gaat over beeldvorming bij onderscheiden groepen en het verschil tussen de jaren vijftig en zestig] 'De verandering van de oorlog van schaduw naar spiegel verklaart dat er een groot verschil bestaat tussen de oorlog van de late jaren veertig en vijftig én die van de jaren zestig en daarna. Beeldvorming en verwerking geschied­den in eerstgenoemde fase overwegend in eigen kring. De joden verbeten hun verhaal zoals gewezen verzetslui, destijds tewerkgestelden, voormalige col­laborateurs en andere groepen op hun manier hun verhaal verbeten – en dat terwijl minder getroffenen, zo lijkt het, elkaar achter gesloten deuren ver­haaltjes vertelden.'

Zin 2 van Havenaar is gebaseerd op een passage op p. 57. Deze gaat, aldus de onderkop, over de bevrijding en luidt als volgt:
'Tot september 1944 had de oorlog velen getroffen. Hoevelen? Temeer vanwege de betrekkelijkheid van het begrip ‘getroffen’ is het moeilijk te zeggen. Het lijdt geen twijfel dat alle Nederlanders al vóór septem­ber 1944 het gevoel hadden door de oorlog getroffen te zijn – en dat waren ze natuurlijk ook: ze waren niet langer baas in eigen huis, leef­den onder een dictatuur, angst was een dagelijkse werkelijkheid. Het lijdt nog minder twijfel dat zij, naderhand terugkijkend, het gevoel hadden dat de oorlog hun leven op de kop had gezet.'
Zin 3 is de conclusie op basis van een en ander. Die conclusie is overigens niet geheel onjuist. Ik beweer inderdaad dat mensen slachtoffer zijn als zij zich zo voelen – het is niet aan mij om uit te maken wanneer iemand ‘getroffen’ is. Maar dat is een volstrekt ondergeschikt punt dat ik nauwelijks uitwerk. 

Nee, de hutspot van Havenaar is gebrouwen omdat hij wil aantonen dat ik van mening ben dat voormalige collaborateurs het net zo zwaar hebben gehad als joden. Hiertoe trekt hij volledige passages uit zijn verband, isoleert de twee groepen waar het hem (en niet mij) om gaat en doet voorkomen alsof ik die twee groepen op één lijn zet – terwijl ik dat in feite, zie de drie citaten, juist niet doe en het op een lijn plaatsen van Havenaar afkomstig is. Maar dat past niet in zijn betoog. Want de man doet wat een paar anderen ook doen: hij probeert mij in de hoek van half-fascisten en Holocaustontkenners te schuiven en kakelt indirect het aloude verhaaltje na dat ik zou proberen de politieke keuze van mijn vader te rechtvaardigen. Het is allemaal onzin, onjuist en op niets gebaseerd.

Overigens is het opmerkelijk dat in het citaat over alle Nederlanders natuurlijk nadrukkelijk niet de collaborateurs worden bedoeld. Daarvoor geldt nu juist niet dat ze geen baas waren in eigen huis, onder dictatuur leefden of angst als dagelijkse werkelijkheid ervoeren. 

Tot slot blijf ik me ondertussen afvragen waarom iemand bewust zo slecht leest en woorden zo zwaar verdraait. Het antwoord komt nog wel.